Hoe God verdween uit de Oostvaardersplassen

De Oostvaardersplassen

De nieuwe wildernis: een bijzonder gebied vol leven, dynamiek en avontuur. Hier regelt zij het zelf. Ze kent het ritme van de dagen, de maanden en de seizoenen. Zomers bouwt ze haar voorraad, in de herfst bronstig hijgend naar de ander. Dan volgt de winter, het is afzien — overleeft ze het? Om reikhalzend uit te kijken naar dat wat komen gaat: het voorjaar. Dagen lengen, de temperatuur stijgt, en zintuigen lijken scherper. Het groen ontspruit en de jongen worden geboren: welkom in de nieuwe wereld.

De nieuwe wereld gaat over Nederland. Over de Nederlander en over het inrichten van zijn land. De Nederlander weet er alles van. Geconfronteerd met het oprukkende water en met een tekort aan landbouwgrond wil hij hard werken. Hij leerde van water land te maken en noemde dit inpolderen. Dijken, sluizen en gemalen zijn de stille getuigen. Inmiddels mondiaal beroemd om zijn waterbeheersingsvaardigheden begon dit in de zeventiende eeuw met de Beemster, het schoolvoorbeeld van hoe de Nederlanders grote delen van hun land zelf hebben gemaakt. Het laatste zelfgemaakte land zijn de Maasvlakte en de Flevopolders, en in de Flevopolders ontstonden de Oostvaardersplassen.

De Nederlander wilde dit eigenhandig gemaakte land inrichten maar moest eerst elders in Zuid-Flevoland aan de slag. Ondertussen ging de natuur haar gang en ontstond dit unieke gebied met haar geheel eigen dynamiek. Eigenlijk een schitterend ‘ongelukje’: moeras en grasland waar niet de Nederlander, maar natuurlijke processen dominant zijn.

Er is een pad door dit grasland, een pad dat bereden is door mannen met terreinwagens, die van de Knardijk af komen rijden om vandaaruit het land te beheren. Een pad ook, plat gelopen door grote grazers; Konikpaarden, edelherten en heckrunderen die op zoek zijn naar voedsel.

Naast het moeras, half in het water en half op land, ligt een kadaver, gecrepeerd van honger en kou; het hert met alleen een kop, een ribbenkast en aangevreten huid is een van de duizenden grazers die in deze dynamische, avontuurlijke wereld geen eten kon vinden.

Geen bomen

De vroege ochtend van een ijzige dag bracht een snijdende wind die het kaalgevreten grasland deed stuiven. Naast een bladerloze struik stonden twee paarden dicht bijeen, rillend met adem als wolken. Toen kwam uit de richting van de Knardijk het geluid van een auto, de motor ronkte. De paarden reageerden niet: stijf en doodstil bleven ze staan. Een ogenblik leek de natuur haar adem in te houden. Twee mannen in een Mitsubishi met op de achterbank een wapenrek kwamen van het pad af te voorschijn en reden in de richting van de kale struik. De auto stopte. Portieren gingen open, ze sprongen uit de wagen en tweemaal klapten deuren dof dicht. Ze droegen grote leren laarzen, een dikgevoerde parka en een Hunter Glenn wax hoed die ze tot over hun ogen trokken.

De eerste was sterk en bewoog daadkrachtig, hij was blond en had scherpe trekken. Elke handeling was gericht op resultaat, geen beweging deed hij zonder bedoeling, zijn handen groot en ruw. Het eelt verraadde zijn motto: aanpakken. De ander was kleiner van stuk, donkerder en met arrogante ogen. Eenmaal gevangen in zijn blik, krimp je. Met zelfvertrouwen liep hij rond, de handen gestoken in de bovenste zakken, beide ellebogen links en rechts breed uitgestoken als een Napoleon van de lage landen. Toen ging hij naast de aanpakker staan. ‘Van Geel,’ zei hij kordaat, ‘weet je nog waarom deze grazers hier door mij geplaatst zijn?’

‘Jazeker,’ ondertussen scande Van Geel met zijn verrekijker de horizon af, ‘je koos voor deze paarden om te voorkomen dat het terrein met bomen zou dichtgroeien.’ Hij liet de verrekijker zakken.

'Het gaat om de vogels, dan moet het geen bos worden, en om dat nou allemaal met machines te gaan maaien . . . kost veel te veel. Ik weet het nog goed, Verbeek.' Klik om te Tweeten

Verbeek keek tevreden. ‘Het is belangrijk dat we ons herinneren dat de natuur alleen kan functioneren binnen gestelde grenzen en beperkingen. En als zij met haar driften niet zelf haar grenzen weet te verzorgen, dan zorg ik daar wel voor. Wat jij, Van Geel.’

‘Zeker, Verbeek, zeker.’

Van Geel pakte de kijker van zijn buik en zette hem weer voor zijn ogen. Het hek dat de Oostvaardersplassen begrenst trok zijn aandacht. Daar houdt ze op, de natuur, en begint Lelystad. Stippen bewogen bij het hek, mensen aan de andere kant gooiden met balen hooi.

Hier moeten we wat tegen doen, dacht Van Geel, dit is niet goed, zoveel onrust onder de burgers.

‘Verbeek, er staat weer volk te voeren,’ hij schudde bedenkelijk zijn hoofd, ‘wat een gedoe, dit is niet praktisch, die ophef kost ons klauwen met geld.’ Een diepe frons vormde zich tussen zijn blauwe ogen. ‘We moeten keuzes maken en dan kan je niet iedereen tevreden stellen, waarom snappen ze dat niet? We hebben aandacht voor alles wat leeft rond dit gebied, maar we moeten toch pragmatisch zijn!’

‘Dat zie je goed, Van Geel, die onrust levert ons weinig op.’ Verbeek haalde zijn rechterhand uit zijn zak en streek ermee door zijn donkere haar. ‘We moeten ingrijpen, dat voeren is niet goed.’

Van Geel liep naar de Mitsubishi, hij zou die lui wel even aanpakken. Hij opende het linker achterportier en reikte naar een van zijn jachtgeweren in het wapenrek. Een houten kist stond ernaast. Met een handvol hagelpatronen die hij in de linkerzak van z’n parka liet glijden begon hij te lopen in de richting van het hek. Het sneeuwde een beetje. De wind blies de vlokken ijzig voor hem uit.

‘Hé, jullie daar, stop daarmee! Dat voeren is niet goed, laat ons ons werk doen!’

Hij versnelde zijn pas. Om soepel te kunnen lopen haalde hij de band van het geweer van zijn schouder en nam het wapen in beide handen. In zijn zakken rinkelden de patronen.

Aangekomen bij het hek belandde er een rochel voor hem op de grond, vlakbij de neus van zijn leren laars. ‘Als we jou niet te vreten geven ga je ook dood, moordenaar!,’ de andere kant van het hek was furieus.

‘Het heeft geen zin wat jullie doen,’ beet Van Geel. ‘Je helpt ze niet, je houdt de dieren nu veel te actief waardoor ze nog meer eten nodig hebben. Het lijkt sympathiek maar het helpt niet om zwakke dieren te redden, stop ermee!’

De andere kant van hek gooide zijn laatste hooibaal en wierp een dodelijke blik. ‘Vuile SS’er,’ siste hij, toen koos hij eieren voor zijn geld, keerde om en liep weg.

Van Geel zette zijn jachtgeweer tegen zijn schouder en volgde met het vizier de illegale voerder, die klauterde door de opgedroogde sloot en door de berm, en stak toen de dijk over. Bij een geparkeerde auto ging de gooier stilstaan, het beeld trilde. Van Geel zette het jachtgeweer wat steviger in zijn schouder.

Toen klopte de gooier zijn broek af, stapte in, en reed weg.

Hij zag dat het goed was

Met de band van het geweer om zijn schouder liep Van Geel terug. Hij voelde de wind snijden in zijn gezicht, sneeuwvlokken vielen er niet meer.

‘Zo, dat heb je goed aangepakt, Van Geel,’ Verbeek sloeg hem stevig op de schouder, ‘nu moeten we alleen dit hier nog even aanpakken,’ hij wees naar de twee verstijfde paarden, ‘even grenzen stellen aan de driften van mevrouw de natuur.’ Hij grijnsde zijn tanden bloot, ‘zo dominant hoeft ze namelijk ook weer niet.’

Van Geel tilde zijn jachtgeweer op, hield het stil en richtte het vizier op het paard. De ribben waren te tellen, het beest was uitgemergeld. Toen hield Van Geel zijn adem in, zijn schouders ontspanden, hij haalde de trekker over. Het schot echode in de verte. Het paard schokte en zakte toen door haar benen naar het zand en gleed op haar linkerzij.

Van Geel liet het geweer zakken, hij ademde diep.

Voldaan liep Verbeek naar de Mitsubishi, opende het portier en voordat hij instapte keek hij om, hij zag dat het goed was. ‘Kom je, Van Geel.’


Over de personages

Van Geel en Verbeek zijn fictieve personages en losjes gebaseerd op:

Pieter van Geel, oud-staatssecretaris (CDA) en voorzitter Externe Begeleidingscommissie Beheer Oostvaardersplassen (commissie Van Geel). Van Geel is de opsteller van het rapport Advies Beheer Oostvaardersplassen, kaders voor provinciaal beleid Provincie Flevoland. De karakterschets baseerde ik op het profiel van Van Geel zoals dit doorschijnt in zijn voorwoord. Ik interpreteerde hem als een aanpakker, een doener met een pragmatische levensinstelling.

Leen Verbeek, commissaris van de Koning in Flevoland en als voorzitter van Provinciale Staten belast met het bestuur van de Oostvaardersplassen. De karakterschets baseerde ik op het profiel van Verbeek zoals geplaatst op de website van de Provincie Flevoland , op zijn Twitteraccount en zijn Wikipediapagina . Ik interpreteerde hem als een heerser (hij is immers afgezant van de Koning), iemand die altijd weet wat er moet gebeuren en die houdt van heldere besluiten.

Foto: De Groene Amsterdammer (nr. 52-51 ) van 19 december 2018.

Leave a Reply

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.